VESTDIJKS 'BRUINE VRIEND' IN HARLINGEN
Nadat ik voor de uitgeverij van Mieke Vestdijk: Mycena vitilis, het nawoord had geschreven voor een herdruk van Vestdijks De bruine vriend, de novelle die ik in mijn televisietijd na de productie van De koperen tuin zo graag had verfilmd, maar de NCRV had even genoeg Vestdijk uitgezonden, bleef het antwoord van Vestdijk op de vraag of hij in Harlingen speciale punten had opgezocht of gebruikt voor zijn verhaal bij mij rondzingen. Hij zei namelijk: “Helemaal niet!"
Ik geloof dat niet, Harlingen was en bleef en deel van zijn herinnering. Vestdijk publiceerde in 1934 de in Harlingen gesitueerde debuutroman Terug tot Ina Damman. En daarna De bruine vriend. Beide verhalen hebben dezelfde sfeer, dezelfde luchten, dezelfde huizen, ja soms dezelfde personages. Ik sprak er op Vlieland eens over met mijn vriend Ton Prinker, de achterneef van Slauerhoff. Hij had mij al eens geschreven dat hij in Hugo Verwey, het tweede hoofdpersonage in De bruine vriend, naar lichaam én geest Slauerhoff zag.
De conclusie van ons gesprek was dat ook hij Vestdijk ‘helemaal niet’ geloofde. Als Henk in het verhaal achter Hugo Verwey door het nachtelijke ‘stadje’ liep, dan kunnen wij hem stap voor stap in Harlingen volgen. Wij zien die roeibootjes nog liggen op het strandje onderaan de Oude Ringmuur, die er grotendeels nog is, al is het strandje ook bij laagwater nauwelijks nog te zien. Alleen die traptreden waren natuurlijk niet ‘in het basalt uitgehouwen’ (dat kan alleen bij een rotskust), hooguit lag bij die van klinkers gemetselde Oude Ringmuur ook een trapje van wat basaltkeien, zoals bij veel kustwerken in die tijd gebruikt werden.
Op mijn verzoek zette Ton Pronker (1925-2014) de andere bemerkingen op papier in een brief aan mij. ‘Dat Vestdijk die Buitenhaven van toen als verzand aanduidde, terwijl de stoomboten van de Harlingen-Hull-dienst er wekelijks in en uit voeren, zij hem vergeven. Net als hij Henk de haven uit roeiende, de vuurtoren links i.p.v rechts laat zien; Vestdijk, de landlubber, wist blijkbaar niet dat je bij het roeien met het gezicht naar achteren zit; maar die vuurtoren is dan wel zo te zien. Dat Vestdijk het verschil tussen eb en laagwater niet weet, komt natuurlijk ook omdat hij te weinig zout in zijn bloed had; al valt het dan weer mee dat hij slechts één keer roeispanen i.p.v. riemen gebruikt. Die Grintplaat is natuurlijk Griend, al situeerde Vestdijk die zo dichtbij dat het voor die jongens te roeien is, zelfs met een bootje op sleeptouw (dat Henk dat kan omdat hij heen en terug het tij mee had, heeft de landrot Vestdijk misschien niet eens door gehad). Maar hoe het zij: het is Harlingen; daar moet Vestdijk niet omheen draaien!’ Zo is het maar net. Onze vraagtekens deden niets af van onze waardering voor De bruine vriend. De novelle is prachtig, razend knap in de uitbeelding van situatie en personen. En hoe verzin je zo’n verhaal!